Nieuws

Feestelijke inschrijving bruinevlootschipper in lijst Immaterieel Erfgoed

FVEN
EOC

In Enkhuizen werd woensdag 20 maart de inschrijving van het beroep van ‘schipper bruine vloot’ in de Inventaris Immaterieel Erfgoed feestelijk bekrachtigd met de handtekeningen van de betrokken organisaties.

Onder de ongeveer 70 aanwezigen was, naast de gebruikelijke ‘bruine vloot-bobo’s’, een flink aantal schippers, waaronder ook van de jongere generatie. Die hebben mede een aandeel gehad in de inschrijving, door deel uit te maken van de voorbereidingswerkgroep.

Verbinding

Hendrik Henrichs, emeritus hoofddocent culturele geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van de beoordelingscommissie van de Inventaris Immaterieel Erfgoed, legde de nadruk op het gegeven dat erfgoed voor verbinding kan zorgen. Tussen generaties, omdat het de aandacht van jongeren voor de geschiedenis stimuleert, en tussen de bestaande bevolking en nieuwkomers, omdat het veel zegt over de culturele wortels van een land. En ook voor de gemeenschap rond het beroep is de status van immaterieel erfgoed van belang, omdat het de betrokkenen met elkaar verbindt; de gemeenschap zorgt tenslotte zelf voor behoud.

Contact met materie

Anders dan veel andere onderwerpen in de Inventaris, zoals schoonrijden op de schaats, de Vierdaagse of carbidschieten, hebben bruinevlootschippers met hun schepen iets heel tastbaars te bieden. Henrichs ziet daarin interessante overeenkomsten met het beroep van molenaar, dat al langer in de Inventaris is opgenomen. Ook dat beroep bestaat dankzij de materie: de molen die het beroep mogelijk maakt.

En net als bij de bruine vloot leefde het beroep op in de jaren ’70 van de vorige eeuw, maakte het een succesvolle verbinding met modern, ‘slow’ en duurzaam toerisme, en is een goede opleiding belangrijk. Henrichs zei blij verrast te zijn met de ontdekking dat de infrastructuur rond het schippersberoep al zo goed is geregeld, met de Enkhuizer Zeevaartschool en branchevereniging BBZ als belangrijke spelers. Dat zorgde mede voor een positieve beoordeling door zijn commissie.

Geen eindstadium

Henrichs legde tevens uit, dat de inschrijving in de Inventaris niet het eindstadium van de erkenning hoeft te zijn. Vergezeld van een goed behoudsplan voor de toekomst kan het beroep opgaan voor de status ‘Voorbeeldig Immaterieel Erfgoed’. Met die kwalificatie komt het eventueel in aanmerking voor opname in de lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Unesco.

Zeker als ook nog allianties kunnen worden gesloten met internationale partners. Daarmee zou het beroep ook nog beter beschermd zijn. Henrichs maakte duidelijk dat hij het vak van bruine-vlootschipper, mede gezien de goede infrastructuur die er al is, daarvoor zeker niet kansloos acht.

De bijeenkomst werd afgesloten met de ondertekening door BBZ-directeur Paul van Ommen, onder toeziend oog van Herman Henrichs. (©PMF)

Schip praat met schipper

Marja Goud, hoofd bibliotheek van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam en lid van de voorbereidingswerkgroep, liet na Henrichs verschillende schippers aan het woord over hun vak. Daarbij werd nog eens duidelijk dat een stilliggend schip hooguit een museale ervaring oplevert, en dat behoud van het vak enkel mogelijk is door met de schepen te varen. Cees Dekker van de tjalk Bruinvis, met 52 jaar in het vak een van de oudgedienden in de vloot, vertelde hoe het schip een relatie met de schipper aangaat, voor wie daar oog voor heeft. ‘Ik leerde al snel dat het schip mij had, in plaats van andersom. Sindsdien praat het met mij. En het heeft mij enorm veel geleerd over hoe je een schip toerust op haar taak.’

De bijeenkomst werd afgesloten met de ondertekening van de inschrijving, een feestelijke toast en een groepsfoto bij een aantal schepen, dat daarna met gasten vertrok voor een zeilvakantiereis.

Lees het hele artikel in de Schuttevaer (alleen voor abonnees)