Nieuws

De passie en onzekerheid van een visserman

FVEN
EOC

Jan Peereboom (1935) uit Marken moest en zou visserman worden, net als zijn vader en opa. Op het IJsselmeer werd echter met de palingvangst bijna niets verdiend. Met de haringlogger naar de Noordzee was het alternatief.

Met een hoekwant, de botter MK51 en zijn twee broers viste Jans vader op het IJsselmeer. Jan mocht van zijn vader als kind – tegen zijn zin in – een lange tijd niet mee het meer op, maar moest hem na school helpen met de hoekwant. Hij was toen zes jaar. Wanneer Jan te lang wegbleef na school, kwam zijn vader hem direct halen. Tijd om even lekker te voetballen, was er niet.

Bij de palingvisserij hoorde hard werken voor weinig geld. Toen één van de broers van Jans vader in 1942 uit het vissersleven stapte, werd de botter van vader en zijn broers verkocht. De twee broers kregen het nog zwaarder: tot 1951 visten ze nog met een klein bootje rond Marken, maar uiteindelijk kwamen ze tot de conclusie dat het zo niet langer kon.

Vlaardingse haringlogger welke ook met Marker bemanning voer

Toch ging het vissersleven door. Jan ging mee naar Vlaardingen en vanaf 1956 voer hij twee jaar mee met de haringlogger op de Noordzee. Vervolgens verhuisde hij mee naar Katwijk en via de haven van IJmuiden vertrokken hij en de bemanning met de logger de zee op. “Je kon een week van huis zijn, maar soms ook zes weken”, vertelt Jan. Het werk op de haringloggers was voor Markers geen nieuw fenomeen: Jans grootvader viste op de Zuiderzee wanneer het ijs rond het eiland verdwenen was. Rond Pinksteren begon de loggertijd en vertrok hij naar de Noordzee. Op Marken waren toen al meer loggers te vinden die aan het begin van de lente naar zee trokken.

Het werk op de logger vereiste ook weer veel fysieke kracht, maar Jan verdiende meer dan zijn kameraden die op Marken bleven. “Alleen al van een goede ansjoviswinst kon hij een huis bouwen”, vertelt hij.

Lees het gehele artikel op de bron: MijnZuiderzee

Foto: vissers maken hoekwant klaar aan boord van een botter