Nieuws

De familie Winkel | Scheepsjournaal Drentse Praam

FVEN
EOC

In 1897 liet de Hoogeveense schipper Roelof Winkel (1863-1937) een tjalk bouwen van 114 ton bij scheepswerf Barkmeyer in Sneek. Het was een zeilschip. De roef moest hoger worden dan de standaard maat. Zijn vrouw Johanna moest er rechtop in kunnen staan, zij was lang van lijf en leden. Roelof was een ondernemende schipper. Hij voer internationaal, naar België en Frankrijk. Ook vervoerde hij turf naar de kalkovens in Den Haag.
In 1923 werd er een HaEs gloeikopmotor ingebouwd van 35 pk. De zoon van Roelof, Fredrik Winkel (1904-1988), nam het schip van zijn vader over. Senior had een huis op ’t Sloot 77 in Hoogeveen even voorbij de Korte Wijk, nu Kortewijkstraat. Fredrik trouwde in 1928 met Femmie Visscher uit Zwartsluis. Ze kregen drie kinderen. Helaas overleed Femmie in 1936 op 31-jarige leeftijd. Fredrik hertrouwde met Marie Boertien uit Elim. Ook zij kregen drie kinderen waaronder een tweeling. Frans (1930) is een zoon uit het eerste huwelijk. De inmiddels 92-jarige schipperszoon weet zich nog veel te herinneren van de jaren dat hij aan boord was.

Schippersschool
Voor schipperskinderen bestond een leerplicht vanaf 8 jaar. De oudste kinderen van Fredrik Winkel gingen daarvoor in de kost bij particulieren. Dat kostte fl. 2,50 per kind per week. Een zware financiële belasting voor die tijd. Frans ging toen hij 8 jaar oud was aan de wal in Zwartsluis bij een oom en tante. De oom was mastenmaker. Eén zus was in Asperen en de ander in Nunspeet aan de wal. Alleen in de vakanties kwamen ze aan boord. Frans ging naar de schippersschool. Daar werden per dag meer lessen gegeven dan op een gewone lagere school. Men had drie lesperiodes per dag. ‘s Morgens van 8.30-12.00, ’s middags van 13.30-16.00 en van 16.30-18.00 uur. Op 11-jarige leeftijd had je dan de hele lagere school doorlopen.

Schippersknecht
Toen Frans de schippersschool had afgerond kwam hij bij zijn vader aan boord. Op 12-jarige leeftijd nam hij de plaats in van de knecht. Het was oorlog, gasolie voor de motor werd nog wel verstrekt maar onvoldoende. In noodgevallen en als het niet anders kon werd de motor gebruikt. Frans beschrijft: Er werden regelmatig aardappelen geladen in Witteveen voor Amsterdam. Door de brandstofschaarste was zeilen met het lege schip favoriet. Vanaf de Oranjesluizen ging het op de zeilen. Eerst naar eiland Pampus om te overnachten. Dan de volgende morgen vroeg, het IJsselmeer over. Bij Schokkerhaven naar binnen via het Zwartemeer naar Zwartsluis. Dan door naar Meppel. Dan was het ‘grote’ water voorbij en ging het via de Hoogeveensche Vaart naar Nieuweroord. De Middenraai werd opgevaren en via de Boksloot kwamen we weer in Witteveen voor een nieuwe lading aardappelen.

Lees het gehele artikel van Albert Wolting op de bron: Hoogeveensche Courant

Afbeelding: Schilderij van de tjalk Johanna van de familie Winkel. Foto Albert Wolting