Amsterdam veroordeeld tot ander beleid salonbootrederijen
Amsterdam moet met ander beleid komen voor passagiersvaart in de binnenstad. De Raad van State heeft een streep gezet door het besluit om exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd te wijzigen naar vergunningen voor bepaalde tijd.
De gemeente mag om veiligheidsredenen een maximum stellen aan het aantal vergunningen voor passagiersvervoer op de Amsterdamse binnenwateren, maar dan moet ze wel goed motiveren dat de maatregelen die ze hiervoor neemt ‘geschikt en noodzakelijk’ zijn en dat heeft ze niet gedaan. Bovendien zijn de gevolgen van de wijzigingsbesluiten onevenredig bezwarend voor met name kleine reders. Als de gemeente wil vasthouden aan een maximaal aantal vergunningen, dan zal ze opnieuw beleid moeten vaststellen waarbij de maatregelen die zij zal nemen goed zijn gemotiveerd en deze niet zullen leiden tot onevenwichtige resultaten. Dat blijkt uit diverse uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van 25 september 2024.
Maximaal aantal vergunningen
Om de groeiende drukte in de Amsterdamse binnenstad en op de grachten tegen te gaan, heeft de gemeente Amsterdam gekozen voor een nieuw vergunningenstelsel dat vanaf 2024 is ingegaan. Er worden maximaal 550 exploitatievergunningen verleend voor passagiersboten. Dat er een maximum is gesteld aan het aantal vergunningen heeft gevolgen voor de duur van de vergunningen. Daarom moeten alle vergunningen voor onbepaalde tijd worden gewijzigd in vergunningen voor bepaalde tijd. Als de gemeente dat niet doet, dan handelt ze in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn, die bepaalt dat er toegang mogelijk moet blijven tot de markt van de passagiersvaart. Diverse exploitanten van rederijen voor passagiersvaart in Amsterdam kwamen tegen de wijziging van hun vergunningen in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Dwingende redenen
Een maximum aantal exploitatievergunningen voor de passagiersvaart is onder de Europese Dienstenrichtlijn te rechtvaardigen, maar alleen als daarvoor goede redenen bestaan, de zogenoemde “dwingende redenen van algemeen belang”. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft “het college van B&W niet aannemelijk gemaakt dat de leefbaarheid van de stad, het voorkomen van overlast en het belang om de kwaliteit van de grachten als historisch erfgoed te beschermen worden gediend met een volumebeleid.” Uit onderzoeksrapporten blijkt niet dat de passagiersvaart medeverantwoordelijk is voor een deel van de overlast die bewoners in de stad ervaren en dat de passagiersvaart er dus mede de oorzaak van is dat de leefbaarheid onder druk staat. De belangen van een vlotte en veilige doorvaart en een eerlijke verdeling van de beschikbare ruimte zijn wel in het geding. Maar het college van B&W heeft niet aannemelijk gemaakt dat het volumebeleid “geschikt en noodzakelijk is om deze gestelde dwingende redenen van algemeen belang te beschermen.”
In strijd met evenredigheidsbeginsel
Het college heeft ervoor gekozen om de oude vergunningen niet allemaal tegelijk te laten aflopen, maar dat volgens een bepaalde rangschikking te doen. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat deze rangschikking ertoe heeft geleid dat voornamelijk de vergunningen van reders met grote rondvaartboten en van reders met veel vergunningen later worden gewijzigd ten koste van andere, veelal kleinere reders. Dat is in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Gevolg van de uitspraken
Gevolg van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak is dat de exploitatievergunningen die de gemeente eerder voor onbepaalde tijd heeft verleend weer gelden. Dat is, zolang er een vergunningenplafond geldt, in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn. Het is nu aan het college van B&W om deze strijdigheid op te heffen. Als het college van B&W vasthoudt aan het vergunningenplafond, moet het nieuwe besluiten nemen op grond van beleid dat voldoet aan de eisen van de Dienstenrichtlijn. Daarbij moet het college van B&W er ook voor zorgen dat toepassing van het beleid “niet leidt tot onevenredig bezwarende besluiten voor sommige groepen reders”, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.
Voorstel aan de Gemeente
Voorzitter Reinhard Spronk van de Stichting Amsterdamsche SalonVloot: “Het historische Amsterdam is een stad gebouwd op het water. Een kwart van de gemeente Amsterdam bestaat uit water. Monumenten op het land worden beschermd, monumenten op het water wilde de gemeente in een grabbelton gooien. Gelukkig heeft de Raad van State nu recht gesproken”.
Vlotte en veilige doorvaart in Amsterdam kan ook met minder vergaande maatregelen bewerkstelligd worden.
De historische salonbootreders willen het erfgoed kunnen bewaren voor de komende generaties. Behoud-door-gebruik is volgens de stichting de enige juiste wijze om duurzaam met het erkend varend erfgoed om te gaan en continuïteit te waarborgen.
Spronk: “We willen de wethouder van Amsterdam en de gemeenteraad dan ook vragen om een aparte status voor de historische salonboten die louter op afspraak met groepjes varen: dat deze salonboten voor eens en altijd gevrijwaard blijven van inperking van de vergunningen: zowel de exploitatievergunning, de ligplaatsvergunning als de vergunning Huur Waterperceel.”
Bron: Watersport-TV.